Toelichting en verantwoording kwantitatieve beschrijving
Gemeenten werden geselecteerd op basis van karakteristieke uitgangsposities in 2015 die voor de decentralisaties relevant zijn en daarnaast nauwelijks door de gemeenten zelf te beïnvloeden zijn, rekening houdend met een evenwichtige spreiding over het land.
Opzet en doel
Van alle deelnemende gemeente zijn cijfers verzameld, die gezamenlijk de lokale situatie beschrijven: de 'foto’s'. Deze beschrijvingen staan op zichzelf doordat ze data van uiteenlopende landelijke bronnen, zoals het CBS en de Monitor Sociaal Domein van KING, voor individuele gemeenten combineren.
Vanwege de uniformiteit van de bronnen zijn de gemeenten aan de hand van deze 'foto’s' onderling te vergelijken, en bovendien kunnen ze naast de lokale ervaringen en perspectieven, verwoord in de relazen, worden gelegd. Deze combinatie maakt analyses mogelijk.
Aldus ontstaat een bron van informatie die behulpzaam is bij de uiteindelijke betekenisgeving van de decentralisaties in termen van de kwaliteit van het openbaar bestuur en het functioneren van de (lokale) democratie, het einddoel van dit project.
Bronnen voor de foto’s
Overzicht van de voor de decentralisaties relevante onderwerpen die in de ‘foto’s’ zijn verwerkt:
- Fysiek-geografisch
Indicatoren: stedelijkheid/landelijkheid aantal kernen (bijv: grote fusiegemeente?), centrumfunctie (in welke mate regiofunctie?)
Bronnen: CBS BZK: gemeentefonds - Demografie
Indicatoren: aantal inwoners, leeftijdsopbouw, groei of krimp, minderheden, eenpersoonshuishoudens (éénouder, ouderen)
Bronnen: CBS Primos - Sociaal-economische situatie
Indicatoren: bijstands- en uitkeringsontvangers, arbeids- (of andersoortige) participatie, aandeel lage inkomens, gemiddeld inkomen, stapeling problematiek
Bronnen: CBS VNG/KING/CBS: waarstaatjegemeente.nl gemeentelijke Monitor Sociaal Domein - Gezondheidssituatie
Indicatoren: publieke gezondheid, personen met langdurige aandoeningen, mantelzorg
Bronnen: CBS/GGD: gezondheidsmonitor, KING: Gemeentelijke Monitor Sociaal Domein - Maatschappelijke samenhang en zelfredzaamheid
Indicatoren: zelfredzaamheid en samenredzaamheid, sociale omgeving, sociaal-culturele weerbaarheid
Bronnen: CBS/GGD: gezondheidsmonitor VNG/KING/CBS: waarstaatjegemeente.nl - Financiën sociaal domein
Indicatoren: budget sociaal domein vanuit Rijk, uitgaven sociaal domein (per capita), ontwikkeling budget en uitgaven (daling of stijging, voor-/nadeel t.o.v. historisch budget), BZK: gemeentefonds
Bronnen: CBS: informatie gemeenterekeningen
Voorbeelden
- De fysiek-geografische situatie beïnvloedt zaken als: wel of geen verschillende voorzieningenniveaus binnen een gemeente (bijv. tussen kernen in grote plattelandsgemeenten), de efficiëntie waarmee voorzieningen aangeboden kunnen worden (voorzieningen zijn doorgaans meer nabij naarmate de omgeving stedelijker is) en de mate waarin een gemeente ook voorzieningen aanbiedt waar andere gemeenten gebruik van maken of zelfs voor die gemeenten mede overeind houdt (regiofunctie).
- De demografie beïnvloedt direct de potentiële uitgaven van een gemeente op het gebied van ouderenwelzijn en jeugdzorg. Verder veroorzaken krimp- resp. groeiopgaven een ander type beleidskeuzes. Zo kiezen groeigemeenten eerder voor investeringen in onderwijsvoorzieningen, nieuwe woningen en jeugd(hulp)beleid. Krimpgemeenten kenmerken zich daarentegen door een bevolking met een zwakkere sociaal-economische achtergrond en een vergrijzende bevolking, zodat dergelijke gemeenten gemiddeld genomen eerder kiezen voor intensiveringen in sociaal beleid, ruimtelijke herstructurering (sloop en vervanging) en in ouderenzorg.
- Verschillen in sociaal-economische status leiden vaak tot gezondheidsverschillen. Bovendien is er wetenschappelijk een verband aangetoond tussen het hebben van werk en de hoogte van het inkomen enerzijds en de gezondheidssituatie anderzijds.
- Er is een relatie tussen gezondheidssituatie en het (potentiële) beroep op voorzieningen.
- De financiën stellen niet alleen randvoorwaarden voor wat een gemeente vermag en voor de financiële keuzes die zij maakt/kan maken, maar ook de manier waarop de gemeente hier vervolgens mee omgaat is een indicator voor de integraliteit van beleid. Hanteert de gemeente één integraal budget of heeft ze aparte potjes voor jeugd, ouderen, reïntegratie et cetera? En is het budget vanuit het Rijk leidend voor het budget dat de gemeente vrijmaakt of maakt zij hier eigen keuzes in?