Analysekader
Voor de uiteindelijke betekenisgeving van de decentralisaties in termen van kwaliteit van het openbaar bestuur en het functioneren van de (lokale) democratie is een analysekader opgesteld, dat leidend is voor de inventarisatie van lokale ervaringen. Het analysekader omvat drie perspectieven: het bestuurlijk perspectief, het democratisch perspectief en het (financieel) houdbaarheidsperspectief.
Bestuurlijk perspectief
-
Beleidsfilosofieën en sturingslogica’s
Om als overheid efficiënt en doeltreffend te kunnen opereren, is van belang dat de sturingslogica’s en beleidstheorieën achter de verschillende wetten voldoende op elkaar aansluiten, zodat synergie kan ontstaan tussen verschillende beleidsafdelingen en domeinen. De meerwaarde van een dergelijke samenwerking, integraal werken, is dat effectiviteit van hulp en zorg toeneemt, zo mogelijk tegen lagere kosten. Zijn de schotten verminderd of zijn er juist nieuwe schotten ontstaan? En sluit wetgeving aan, botsen beleid en praktijk? -
Administratieve druk en bureaucratie
Een ander aspect dat van invloed kan zijn op de vormgeving en uitvoering van nieuwe taken, is bureaucratie en de administratieve druk. Denk aan registratie, administratieve verantwoording en de daarbij behorende automatiseringssystemen. Is de administratieve last afgenomen of juist toegenomen? Zijn er nieuwe verantwoordingsprocessen ontstaan? -
Maatwerk versus gemeenschappelijke regelingen
Het is de vraag hoe effectieve hulpverlening in de vorm van lokaal maatwerk zich verhoudt tot gemeenschappelijke regelingen die ontstaan vanuit regionale samenwerking. Hoe vraaggericht zijn gemeenschappelijke regelingen en in hoeverre sluiten deze in uitvoering aan bij de lokale vraag? -
Interbestuurlijke verhoudingen
De decentralisaties zouden gepaard gaan met meer autonomie en beleidsvrijheid voor gemeenten. Ervaren gemeenten voldoende vrijheid, nemen ze die, of stuurt Den Haag nog te veel mee?
Democratisch perspectief
-
Democratische sturing dichtbij, besluitvorming op afstand
Zijn de drempels om te participeren in de lokale politiek en beleid lager geworden en/of kunnen burgers eenvoudiger dat beleid beïnvloeden? -
Nabijheid versus afstand van burgers tot het lokaal bestuur
Ervaren lokale bestuurders hun verantwoordelijkheden anders en zijn zij hun inwoners meer nabij? En hoe ervaren burgers met een hulpvraag hun betrokkenheid in de besluitvorming? Herkennen zij zich in de genomen besluiten? Voelen zij zich gehoord? -
Handelingsvrijheid van gecontracteerde professionals, frontlijnwerkers en ambtenaren
Neigen gemeenten naar beheersing als het gaat om de uitvoering van nieuwe taken? Besteden ze de taken volledig uit en tot waar willen zij als opdrachtgever betrokken zijn bij de uitvoering? In hoeverre laten gemeenten de gecontracteerde aanbieders ruimte voor innovatie? -
Democratische legitimiteit
Hoe organiseren raadsleden draagvlak voor hun besluiten en koppelen ze daar over terug? Op welke wijze zoeken zij contact met de lokale samenleving en in hoeverre hebben zij zicht op behoeften van inwoners met een hulpvraag? Dit geldt ook voor het ambtelijk apparaat: hoe en in welke mate wordt er gecommuniceerd over de decentralisaties en veranderingen? Op welke wijze worden burgers betrokken in de vormgeving van het beleid? -
Regionale samenwerking
De gemeentelijke schaal blijkt soms te klein; specialistische hulp vraagt om massa, expertise en risicodeling, bijvoorbeeld bij de inkoop. Hoe verhoudt regionale samenwerking zich tot de lokale democratie? Werkt regionale samenwerking beperkend voor de lokale democratie of niet? Hoe vervullen raadsleden hierin hun rol als volksvertegenwoordiger? Beschikken zij over voldoende deskundigheid en doorzetmacht?
Financieel perspectief
Het financiële perspectief valt uiteen in twee aspecten: houdbaarheid en sturing.
-
Houdbaarheid
Preventie, eigen kracht en beroep op de eigen sociale omgeving zijn belangrijke oogmerken van de decentralisaties. Deze zouden ervoor zorgen dat individuele maatwerkvoorzieningen of gespecialiseerde zorg alleen worden aangeboden als alle andere mogelijkheden niet voorzien in de hulpvraag. Hebben gemeenten zicht op de kosten? De houdbaarheid wordt mede bepaald door het optreden van effecten als afwentelmechanismen. Degene die de kosten maakt, is een ander dan de ontvanger van de baten (‘split incentives’). Weerhoudt dit de gemeente om in te zetten op preventieve maatregelen? Of zoeken zij vooral de samenwerking op met zorgverzekeraars en zorgkantoren? Is die bereidheid voor samenwerking er en voor het delen van de kosten en wat zijn de ervaringen? -
Sturing
Alle middelen zijn vrij besteedbaar, maar spelen de afzonderlijke budgetten, behorend bij de wetten, een rol? Wordt de beschikbaarheid/reikwijdte van zorg en hulp afgeleid van budget-per-wet en gaat daar dus sturing van uit?