Reactie kabinet op advies Naar een herijking van de financiële verhouding tussen Rijk en provincies
De aanleiding voor het Rfv-advies van maart 2009 was tweeledig. Enerzijds de constatering dat de omvang van de provinciale middelen niet meer in evenwicht was met het gewicht van hun taken en risico's. Anderzijds was de veronderstelling dat de financiële mogelijkheden tussen provincies sterk uiteenliepen. De belangrijkste bevindingen van de Rfv waren dat de provincies met € 597 mln minder toe konden en dat er aanleiding was een vermogensrendementsmaatstaf in te voeren.
In opdracht van het IPO heeft de Commissie Boorsma deze conclusies vervolgens onder de loep genomen. De bezwaren van de commissie betroffen met name de onderbouwing en de berekeningsmethode. Het Kabinet kwam na een verdiepingsslag tot de conclusie dat een structurele korting van 300 mln zondermeer rechtvaardig en verdedigbaar is.
Het IPO werd in de gelegenheid gesteld zelf met een alternatief voorstel voor de verdeling te komen. De commissie Stuiveling is daarop aan het werk gegaan. De provincies hebben echter op basis van dit rapport geen overeenstemming kunnen bereiken voor een duurzame financiële verdeling gebaseerd op het uitgangspunt van vermogensverevening. Wel hebben zij een voorstel weten te formuleren voor de verdeling van een korting van 290 in 2011. Voor 2012 geldt een korting van 310 mln.
Nieuw verdeelstelsel
Het Kabinet streeft er nu naar om per 2012 een nieuw verdeelstelsel voor het provinciefonds te introduceren dat recht doet aan de uitgangspunten van de Financiële verhoudingswet dat provincies in gelijke omstandigheden een gelijke financiële uitgangspositie hebben. Dat betekent dat in het nieuwe verdeelmodel een maatstaf voor inkomsten uit vermogen zal worden opgenomen. Daarmee valt het Kabinet terug op het voorstel van de Raad.