Blog - Regeerakkoord en regio; nieuwe gemeenschappelijkheid organiseren
Weblog
Eén van de meest in het oog springende aspecten van het nieuwe regeerakkoord is dat er veel geld beschikbaar gaat komen. Zeker voor de woningbouw, het klimaat en de transitie van de landbouw. De ambities zijn stevig, maar minder helder is hoe de middelen ingezet worden, en vooral ook door wie.
Een eerdere analyse van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) laat zien dat vraagstukken zoals bijvoorbeeld de woningbouw – die in het verleden per stedelijk gebied afzonderlijk konden worden opgepakt – een veel sterkere bovenregionale aanpak vereisen. Dat geldt nog duidelijker voor de klimaatambities en de uitwerking van het nieuwe stikstofbeleid. Wat tot voor kort nog lokaal georganiseerd kon worden, vergt een steeds sterkere regionale en provinciale oriëntatie. Den Haag wordt zo in de uitwerking van de ambities uit het regeerakkoord steeds afhankelijker van die regio’s.
De regio in het regeerakkoord
In het regeerakkoord staan passages over een sterkere Haagse regie; over nieuwe prestatieafspraken; over Nationale Programma’s – soms met termen die mij doen denken aan nieuwe vormen van verstatelijking en centralisering van overheidsbeleid. Op andere pagina’s put ik weer hoop uit zinnen over regiodeals en samenwerkingen met medeoverheden.
In het vorig jaar door de ROB uitgebrachte advies Rol nemen, ruimte geven is aangegeven dat het van belang is om vooral aan het begin van een kabinetsperiode de samenwerking tussen Rijk en regio beter uit te lijnen. Het gaat hier zowel om de inhoud, als om de democratische legitimering van deze inhoudelijke afspraken met en binnen de regio.
We constateren in ons advies dat in de vorige kabinetsperiode vaak sterk inhoudelijk gedreven samenwerkingen werden gestart, waarbij de decentrale democratische legitimering – in het bijzonder de positionering van de gemeenteraden en provinciale staten in de besluitvorming – onvoldoende of te laat in het proces werd geborgd. Ook nu zie ik weer dat op de inhoud veel tempo gemaakt wordt. En ook nu lijkt democratische uitwerking van de besluiten in de regio weer een zaak voor later.
Top down of bottom up?
Er ontstaat spanning wanneer men zowel top down als bottom up wil gaan sturen. Is het Nationaal Programma Landelijk Gebied ook ván het landelijk gebied? Is de verduurzaming via zon of wind ván het land of vóór het land? De snelheid die nu wordt gemaakt op de inhoud vergt het gelijktijdig doordenken en organiseren van maatschappelijk draagvlak en democratische borging op regionaal en lokaal niveau. Juist nu in het regeerakkoord zo veel ambities voor de toekomst staan.
De studiegroep Interbestuurlijke en Financiële verhoudingen kwam voor de kabinetsformatie met het concept van werken als één overheid. In combinatie met het ROB-advies over de regio ontstaat daarmee het momentum om de democratische verankering van de inhoudelijke ambities voor de woningbouwopgave, het klimaatbeleid en de grote uitdagingen voor het landelijke gebied goed te gaan organiseren.
Die opgaven zijn allen te groot om over te laten aan één afzonderlijke overheid; grote kansen zie ik daarentegen voor een krachtenbundeling van alle overheden. Maar dat roept ook de fundamentele vraag op wie binnen ons Nederlands bestuursstelsel nou eigenlijk ‘het gezag’ heeft (of zou moeten hebben) om de grote transities in goede banen te leiden.
Het gezag van de overheid
Afgelopen zomer is de ROB begonnen met een verkenning naar het gezag van de overheid. De Raad constateert dat het gezag tanende is, en probeert te begrijpen hoe dat komt. Bovendien onderzoeken we of het nodig is om dit gezag met het oog op de toekomst te versterken en waar hiervoor de perspectieven liggen. Dit gebeurt onder andere aan de hand van filosofisch-historische, politiek-psychologische en antropologische analyses.
Wat in veel literatuur over het thema ‘gezag’ te lezen valt, is dat het om gezagvol te opereren van belang is om je op ‘bronnen van gezag’ te kunnen baseren. Het zijn namelijk deze ‘bronnen’ die mensen er toe zetten om gezag aan personen, organisaties en overheden toe te kennen.
Kijken we met dit in het achterhoofd naar de uitdagingen van onze tijd, dan lijken veel ‘bronnen van gezag’ die op lokaal, regionaal en provinciaal niveau van betekenis zijn onbenut te blijven. Denk aan het feit dat bij decentrale overheden een veel beter inzicht bestaat in de lokale en regionale context en behoeftes die daar leven. Regionale verscheidenheid met regionaal bestuurlijk leiderschap is mijns inziens een nog steeds onderschatte bron van gezag die bij het aangaan van grote uitdagingen echt het verschil kan maken.
Werken als één overheid vergt nieuwe gemeenschappelijkheid die vooral vanuit regiokracht opgebouwd moet worden. Programmeren als één overheid is dan ook een opgave die niet moet worden opgelegd ‘omdat het in het regeerakkoord staat’ maar vooral uit een overtuiging dat het maximaal benutten van de kwaliteiten van de regio’s het regeerakkoord uiteindelijk het meest gezag zal geven.
Meer weblogberichten
Reactie toevoegen
U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.
Reacties
-
Helder, herkenbaar verhaal. Het goed organiseren van de inhoudelijke ambities vraagt om een gedeeld beeld bij de richting van de grote transities. Een beeld dat democratisch geborgd dient te zijn op alle niveaus en een beeld waarvoor maatschappelijk draagvlak dient te zijn. In de praktijk is het inhoudelijke tempo maken vooral sectoraal gericht, zie bijvoorbeeld het PBL onderzoek Lerende evaluatie Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland (https://www.pbl.nl/lerende-evaluatie-ibp-vitaal-platteland), terwijl de uitdagingen rond de landbouw- en energietransitie, natuurherstel en klimaatverandering vragen om een samenhangende aanpak.
De terechte vraag of het Nationale Programma Landelijk Gebied ook ván het landelijk gebied is (of wordt), vraagt om een antwoord waarbij de inhoud mede vorm krijgt op regionaal en lokaal niveau, vanuit een gezamenlijke visie en binnen duidelijke kaders, maar niet puur gericht op het snel sectoraal afvinken van beleidsambities.
Regiokracht is dan ook de verantwoordelijkheid nemen voor het provinciale, gemeentelijke en waterschaps aandeel in de integrale benadering, zoals we stellen in het rapport: “De ‘regio aan zet’ vraagt om een evenwichtiger interactie tussen de beleidsvorming in Den Haag en die in de regio, zodat samenhangende planvorming ‘slimmer en beter’ wordt. Assertiviteit vanuit de regio en adaptiviteit vanuit het Rijk zijn voorwaarden daarvoor.” Dat vraagt werk van zowel het Rijk als van de medeoverheden.